zaterdag 22 februari 2014

Mooie woorden


Deze week was ik bij een afscheidsavond. Jan was lange tijd lid van de Raad van Bestuur van Bravoo, de organisatie voor openbaar onderwijs in deze regio. 3 leden namen afscheid omdat hun maximale termijn om in het bestuur te mogen zitten er op zat. Jan z’n termijn zou nu ook afgelopen zijn en hij had dus nu ook afscheid moeten nemen. Dat is anders gelopen. Robert, de directeur van Bravoo, sprak mooie woorden ruim een jaar geleden toen wij allemaal afscheid van Jan moesten nemen.

Een paar weken geleden rolde er een uitnodiging op de mat, ook ik was uitgenodigd bij het etentje ter gelegenheid van het vertrek van de oud-bestuursleden. Dat vond ik zo aardig en zo attent dat ik vond dat ik moest gaan. Men had niet gewoon geredeneerd: ”Jammer, maar Jan is er niet meer, dus dan hoeft Wil ook niet te komen”. Dus, hoewel ik het een moeilijke situatie vond, ik ging erheen.

Uiteraard horen er bij zo’n avond toespraken en lovende woorden. Ik was een beetje nieuwsgierig of Jan z’n naam nog op een of andere manier genoemd zou worden. Tot mijn verrassing gebeurde dat, en hoe!! Zeker zo uitgebreid als over de andere oud-bestuursleden werd daar over mijn Jan gesproken. Daar stond ik, in een gezelschap van zo’n 16 voor mij tamelijk vreemde mensen. En ik vond het vreselijk moeilijk daar in mijn eentje te staan luisteren naar de toespraak die eigenlijk tot Jan gericht had moeten zijn. Maar tegelijker tijd was het zo mooi en gaf het zo’n warm gevoel om te mogen horen hoe waardevol Jan voor dit schoolbestuur geweest is en met hoeveel warmte er nu nog steeds over hem gesproken wordt. Dus hield ik enkele deurtjes weer heel stevig dicht en luisterde en genoot van die mooie woorden. Ik heb geen seconde spijt gehad dat ik gegaan was!

 
Regelmatig vraag ik me af wat de buitenwereld zich ongetwijfeld ook wel eens af vraagt. Gaat het nu, na ruim een jaar, beter met me? Ik weet het antwoord niet. Ik weet dat ik nog steeds heftige dromen heb. Dat er nog steeds regelmatig tranen zijn en dat ik Jan iedere minuut van de dag mis. Het lijkt te wennen dat ik alleen ben, maar dat valt me nog steeds wel heel zwaar. Vaak denk ik dat mijn buitenkant steeds beter met de situatie om kan gaan, maar dat mijn binnenkant nog lang niet zover is. Ik was bij een lezing van Petra Possel. “Vrouw in de rouw”, schreef zij. Als men haar vraagt hoe het gaat zegt ze: ”Wisselend bewolkt met af en toe een bui”. Daar kan ik me wel in vinden.

 
Een dochter is bij mij. Ze komt bij me zitten op de bank en moet huilen. Ik zag het al aankomen. Ik huil met haar mee. Na een tijdje zeg ik haar dat ik het eigenlijk wel fijn vind om zo even samen te huilen. “Ik ook mama”, zegt ze, “jij begrijpt het, jij en mijn zus, jullie begrijpen het”. Ik weet precies wat ze bedoelt.

Met andere dochter loop ik in een stevige storm over de boulevard van Vlissingen. Daar beleefde Jan z’n ruigste jaren, hij zat er op de Zeevaartschool en veranderde van dorpskind in een stoere kerel met veel praatjes. Ik heb later vaak een weekend met Jan in Vlissingen doorgebracht. Dochter en ik kletsen honderduit. Ze heeft het meteen door als ik stil val. We lopen langs het Italiaanse restaurant waar ik met Jan zat tijdens een van onze laatste keren aan zee. Het was oktober, maar het weer was zo mooi dat we op het terras konden eten terwijl we in het donker de grote schepen voorbij zagen varen. We boften ook wel eens. Dochter vraagt of ik het naar vind daar nu weer te lopen. Ik vind het niet naar, maar het komt wél binnen.

Later lopen we een dorpje verderop over het strand en het stormt zo hard dat we er tegenin kunnen hangen. We worden compleet gezandstraald.
Heerlijk om zo uit te waaien.

De maandag erna zag ik op mijn werk een peuter met een paar schaafwonden op zijn bol. Ik vroeg hem wat er gebeurd was en hij zei: “Ik ben omgewaaid op het strand”. Ik geloofde hem meteen.
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten