zondag 28 april 2013

voor altijd

Mijn vader zei vroeger over mij: “Wat zij in haar kop heeft, heeft ze niet in haar kont”. En gelijk had hij!
Hij bedoelde daarmee dat als ik iets echt wil, dan wil ik het nú. En dat is nog steeds zo. Natuurlijk wil ik Jan nú terug, maar dat gaat helaas niet lukken. Daarom wilde ik wel voor altijd iets van hem bij me hebben. En dat heb ik nu.
 

Bijna niemand wist dat ik een tattoo ging laten zetten, ik had ook niet verteld wat ik wilde tegen die paar mensen die wisten dat ik een tatoeage wilde. Ik wilde dat het echt iets van mijzelf was, dat niemand mijn keuze zou beïnvloeden en ik wilde dus ook niet ieders mening van te voren al horen. Bij twee mensen had ik van te voren geïnformeerd naar hun ervaringen en een daarvan, Wendy die zelf een prachtige maar verdrietige tattoo heeft, had mij naar de Tattooist in Tilburg verwezen. Gelukkig, want dat bleek een prima zaakje waar ik erg goed geholpen ben.
Mijn dochters waren dus ook maar kort voor het ging gebeuren op de hoogte en daar had ik een denkfoutje gemaakt. Ik was er van uit gegaan dat ik dit alleen zou doen, maar zij bleken er allebei graag bij te willen zijn. Vandaar dat eentje pas halverwege het gebeuren nog binnenkwam. Achteraf was ik wel erg blij dat ze toch ook dit stukje samen met mij meegemaakt hebben.

Het ontwerp van de tattoo was voor mij al snel duidelijk, ik wilde graag Jan z’n naam in zijn eigen handschrift en een afbeelding van de broche die hij ooit voor mij liet maken. Jan was niet zo van de cadeautjes, en al helemaal niet van de sieraden. En ik heb een contactallergie voor metalen, dus ik draag ook weinig sieraden. Maar Jan wilde vorig jaar graag iets speciaals voor me laten maken. Hij kende iemand die amateurzilversmid is en daar heeft hij een ontwerp laten maken nadat ze samen hadden gekeken wat mogelijk was en wat Jan wilde. Het resultaat was een prachtige speld met twee paarse steentje.  (amethist ?) Die speld is mij nu heel dierbaar en ik draag hem vaak. Maar op mijn werkkleding bijvoorbeeld kan dat niet, en ik ben ook heel bang hem ooit te verliezen. Dus nu staat er een kopie van die speld op mij, zodat ik altijd iets van Jan bij me heb. Voor altijd.
Het deed in meerdere opzichten nog best pijn, maar ik ben er erg blij mee.      Ik kreeg van sommige mensen te horen dat ze niet verwacht hadden dat ik een tatoeage zou nemen omdat dat niet bij me zou passen. Dat is misschien wel zo, maar déze pas perfect bij mij! Op deze foto zie je het resultaat en het origineel.
 

Toen we na afloop buiten stonden gebeurde er iets heel wonderlijks, dat was wel een kippenvelmoment; er was in de avondlucht een regenboog te zien, hij was heel vaag, maar we konden hem toch echt wel zien. Nu weet ik dat er wat mensen moeten glimlachen als ze dit lezen; ha, daar heb je er weer zo een met haar regenboog, maar ik werd daar op dat moment, net na dat spannende tattoo-gebeuren, toch wel een beetje emotioneel van.
We hebben de regenboog op een foto vastgelegd, maar je moet wel erg goed kijken. Als je begint bij de vlag die daar uit de gevel steekt, dan kun je hem zien. En in die auto naast de lantaarnpaal zit een superlieve vriendin van een dochter. Zij zorgde ervoor dat die er toch nog net op tijd bij was.

donderdag 25 april 2013

spons

Ik ben net een spons op dit moment waar het rouwen betreft. Ik zuig alles op: ga naar lezingen, praat met andere mensen over verlieservaringen en lees boeken. Ik wil graag weten hoe andere mensen ermee omgaan en vooral hoe zij er jaren later op terug kijken. (het liefst hoor ik dan positieve verhalen natuurlijk)
Gisteren was ik naar een lezing van een werkgroep die zich op vrijwillige basis bezig houdt met het begeleiden van mensen die rouwen. De twee personen die deze lezing gaven hadden originele namen: Jan en Wil. Ik lieg het niet.
Niet alles was even boeiend maar grote delen ook wel. Zo werd er een vergelijking getrokken tussen verdriet en schaduw; het is altijd voor, achter of naast je. Soms heel groot en nadrukkelijk aanwezig, soms wat kleiner, onopvallend.
Er was ook een mooi lied van Gerard Maasakkers, ik zet de tekst hierbij:

En as ik 's morgens in m'n kleren schiet
En m'n beurs en m'n sleutels vat
Ben maar nie bang, jou vergeet ik nie
Ik neem jou mee in menne binnenzak

Ik neem jou mee als ik de trap afga
As ik mennen eerste koffie drink
Ik neem jou mee als ik de krant opensla
As den dag begint

Ik neem jou mee, overal waar ik heenga
As ik alleen ben; gij bent erbij
En as ik midden in de massa sta
Neem ik jou mee, jij bent bij mij

En door de middag en de avond heen
As ik eet bij het journaal
Ik neem jou mee als de nacht begint
As ik de fles leeg, helemaal

Ik neem jou mee als ik de trap opga
Als ik men tanden poets
En als ik uit men kleren ga
As ik het licht uitdoe

Ik neem jou mee, overal waar ik heenga
As ik alleen ben; gij bent erbij
As ik slapen ga, leg ik jou
Onder het kussen bij mij.

In de pauze ontstonden er gesprekken met de andere mensen die de lezing bezochten, en dan komen er onderwerpen waar je normaal nooit bij stilstaat. Hoe ziet de lege bedhelft eruit bijvoorbeeld? Iemand vertelt dat ze in het donker haar bed induikt en het licht niet aandoet om dat stuk van het bed niet te hoeven zien. Een ander vertelt dat ze altijd het lampje aandoet aan de beddenkant van haar man. Dat blijft dan de hele nacht aan en daarmee beeldt ze zichzelf in dat haar man daar in bed ligt. Ik heb er zelf nooit over nagedacht maar realiseer me nu dat er bij mij geen lege bedhelft is. Ik heb er een royaal nachtkastje van gemaakt met tijdschriften, leesbril, wekker, afstandsbediening van de tv, kleding enzo. De leegte is daarmee niet zichtbaar. (maar daardoor niet minder voelbaar hoor)

Rouw blijkt een universeel iets, we rouwen allemaal op onze eigen manier, maar er zijn altijd herkenningspunten.
Dat vertelde een van mijn dochters ook nadat ze het boek “Verder zonder jou” van Daan Westerink gelezen had. In dit boek, dat ze gekregen had van Lowie en Yvonne, beschrijven jongeren hun ervaringen met het verlies van een dierbare. De verhalen zijn verschillend, andere culturen, andere leeftijd, andere situaties. En toch zijn er altijd raakvlakken. Er is altijd een soort van gemene deler. Een erg gemene deler.

Vandaag maakte iemand aan de telefoon een onbedoelde woordspeling. “Ik ga daar niet met Jan en Alleman over in discussie”, zei ze geloof ik. Waarop ik zei: Ik wou dat ik er met Jan over in discussie kon gaan!!


maandag 22 april 2013

stemmetje

Er zit een stemmetje in mijn hoofd. Dat begint al bij het opstaan: Jan is dood. En het gaat de hele dag door, wat ik ook doe, waar ik ook ben: Jan is er niet meer dus je moet alleen gaan en je komt alleen terug. Je doet alleen boodschappen, gaat alleen naar een verjaardag.  Dat rotstemmetje heeft volkomen gelijk. Jan is er niet meer. Dat hebben mijn hersens en ik inmiddels wel geregistreerd. Maar dat dat voor altijd zo is komt nog maar mondjesmaat binnen. Dus tegenwoordig zeurt het stemmetje wel eens: Volgende week is Jan ook nog dood. Volgend jaar en over vijf jaar is hij er ook niet. Jan komt nooit meer terug. Daar snap ik nog helemaal niks van. Hoezo niet? Hij was er toch altijd al bijna 29 jaar lang, waarom komt hij niet gewoon terug dan? Hier hoort hij toch? Maar het stemmetje zegt tegen mij: Hij komt echt nooit meer terug. Hij gaat nooit meer voor je koken of ’s avonds het lekkerste kopje thee van de dag voor je maken. Dus af en toe dringt het nu tot me door: Hij gaat nooit meer iets leuks met je doen. En als ik zeg nooit, dan bedoel ik ook nooit! Wat een rotstemmetje!

Ik voel mij het meeste op mijn gemak bij mensen waarbij praten over Jan en over de dood mogelijk is. Er zijn gelukkig zeer regelmatig mensen om mij heen waarmee dat kan. Want op de plaatsen waar dit niet kan zit ik mij zeer krampachtig in te houden en dat is niet prettig. En op plaatsen waar wel over Jan gesproken mag worden houd ik me niet in en voel ik me beter.
Aan het verdriet lijkt geen einde te komen, aan de tranen ook niet, maar zolang Jan zijn naam genoemd wordt is hij niet vergeten.
Ik vond een tekst van Bram Vermeulen op internet, die eindigt zo:
En als ik dood ga, huil maar niet,
Ik ben niet echt dood moet je weten.
Het is maar een lichaam dat ik achterliet,
Dood ben ik pas als jij mij bent vergeten.

Tijdens de afscheidsdienst van Jan vertelde ik dat hij voortaan dichterbij zal zijn dan ooit.
En dat blijkt ook zo te zijn. Hij zit altijd in mijn hart en in mijn hoofd.
Ik ben op zoek naar blijvende herinneringen aan Jan. Ik zoek me helemaal wezenloos naar een foto van hem tijdens onze allereerste vakantie in Parijs. Er moeten foto’s van bestaan want ik heb er van mezelf al twee gevonden. Ik wil nu iets hebben voor boven de bank, een fotocollage van alleen maar foto’s uit Parijs en dan ook een foto van Jan en van mij ertussen. En ik wil ook nog een andere blijvende herinnering. Daarover een volgende keer meer.

De foto hieronder is ook gemaakt in Frankrijk, tijdens onze laatste vakantie daar. Jan wilde vooral een leuke vakantie, ik ook, maar ik was ook al erg bezig met herinneringen vastleggen voor later. Vanuit de auto had ik een mooi zonnebloemenveld gezien met een speciale zonnebloem ertussen: iemand had er een gezichtje ingemaakt, net een smiley. En ik wilde die heel graag samen met Jan op de foto. Dus wij hebben samen gezocht naar waar dat veld ook al weer precies was. Het bleek langs een drukke weg te zijn en we moesten nogal een eind door de berm ploeteren voordat we er waren. Jan had me al tien keer voor gek verklaard en liep mopperend door die berm. Levensgevaarlijk vond hij het om langs die weg te gaan lopen. En het was hem te ver. Maar hij deed het wel. Toen we er eindelijk eenmaal waren was Jan daar een beetje humeurig van geworden, maar die foto moest nog wel even gemaakt worden. Anders hadden we voor niks dat hele eind lopen zoeken naar die ene bloem.
Deze foto is het geworden, nu is het een dierbare herinnering.

maandag 15 april 2013

Paddington

Ik heb lekker gewerkt vanmorgen, bij de peuters.
Tot de laatste 10 minuten. Tegen 13.00 uur liggen de kleinste kindjes te slapen en de grotere gaan rusten op een matrasje. Er gaat dan een rustig muziekje aan, het licht wordt gedimd en de rust daalt over ons neer. Bij mij daalde er nog iets meer; mijn verdriet greep me ineens beet, pats, hier ben ik! En ik deed er zelf nog een stom schepje bovenop door in het boekje van Paddington te kijken. Paddingtonbeer kocht ik ooit met Koninginnedag. Ik had nog een koffertje en een klein opschrijfboekje. Hij werd de logeerbeer van de Paddingtongroep en mocht bij ieder kind een weekje logeren. Ik breide een sjaal en sloffen voor hem. Vanwege die breisels nam ik hem in de kerstvakantie mee naar huis. En ik schreef ook, net als de ouders van de peuters, zijn belevenissen bij ons in het notitieboekje. Ik maakte ook foto’s om ouders te stimuleren er ook iets leuks van te maken. En nu stond ik daar mee in mijn handen: Paddington eet een oliebol met Nienke, drinkt een glaasje champagne met Annelijn en als het heel laat is gaat hij slapen, tussen Jan en Wil in het grote bed. Natuurlijk had ik dat boekje mooi dicht moeten laten, maar het was al te laat. Daar lag hij, mijn Jan, net te doen alsof hij sliep. Als ik zoiets vroeg dan deed hij dat gewoon, de lieverd. De foto’s zijn van jaren geleden, toen er nog hoop was. Nu is er alleen nog een hoop verdriet.

En ik werd boos en verdrietig tegelijk. Ik probeerde het nog wel weg te slikken, maar er was geen beginnen meer aan. Ik heb m’n jas en tas gepakt en ben vertrokken. Eerst nog een kwartiertje huilen in de auto en dan naar huis. Godverdomme, sorry, maar betere woorden komen er niet naar boven. Waarom mag Jan niet meer bij ons zijn, waarom heeft hij zo lang ziek moeten zijn en waarom moest hij uiteindelijk vertrekken? Wie is daarmee gebaat? Wat is het nut, de zin van zo veel ellende?

De vijf fases van rouw, ik ken die theorie wel. Nou ik had vandaag last van alle vijf die fases!! Er zit niks voorspelbaars aan, er is totaal niet in te schatten hoe ik me over vijf minuten, over 5 uur of over 5 dagen voel. Soms als het onverwacht stil wordt om me heen, soms als ik bepaalde muziek hoor, of als ik iets zie, dan is het er ineens; pats, hier ben ik.

zondag 14 april 2013

...

De mama van Niene plaatste een gedichtje op haar Facebook en ik vind het mooi dus zet ik het hier bij. Het zegt precies hetzelfde als wat wij op Jan z’n kaart probeerden te zeggen met: “Nobody said it was easy. No one ever said it would be so hard”, een regel uit een nummer  van Coldplay.

Dat pijn zo’n pijn kon doen
is me nog nooit verteld.
De leegte voelt nog leger
dan ik me had voorgesteld
Het verdriet is zoveel groter
dan dat ik uit kan leggen.
Ik mis je zoveel meer
dan dat ik ooit kan zeggen.

Voor Jan overleden was probeerde ik me wel eens voor te stellen hoe dat zou zijn. Ik kwam in de verste verte niet in de buurt van hoe het nu is. De vanzelfsprekendheid is weg, dat er altijd iemand voor me is. Dat ik bijvoorbeeld ’s middags kan zeggen: zullen we vanavond uit eten gaan? Als ik dat nu met iemand wil doen gaan er twee weken van bellen en mailen aan vooraf.   De mogelijkheid om altijd alles te delen is weg, emoties, blijdschap, boosheid. Kunnen vertellen dat je iets leuks hebt meegemaakt, of iets stoms. Ik mis het zelfs om even lekker ruzie te kunnen maken, boos te zijn of humeurig.
Tot mijn verbazing kan ik wel genieten soms. Woensdag mocht ik met m’n meiden mee naar de sauna. Dat kreeg ik op mijn verjaardag anderhalf jaar geleden cadeau. Het was een tip van Jan, die wilde graag dat we leuke dingen gingen doen. Maar vanwege zijn zwakke hart mocht Jan niet mee, en dus wilde ik ook niet. Ik kon niet genieten van iets wat Jan ook wel zou hebben gewild. Nu kon ik dat wel, ik vond het heerlijk, maar wel steeds “met Jan op de rand van het bad”. Ik denk ook dat dat het extra fijn maakt om leuke dingen met mijn meiden te doen, met hen samen is Jan het dichtste bij ons.

Sowieso helpt het om lieve mensen te ontmoeten en leuke dingen te doen. Dat dagje sauna gaf me energie, maar dat krijg ik ook van onverwacht mooie ontmoetingen, bijvoorbeeld Yvonne en Lowie op de stoep met voor Nienke en Annelijn een prachtig boek over jongeren en rouw.
En weer aan het werk zijn met kinderen, dat doet me ook goed. Vrijdag was ik op school, boventallig in de klas aan het werk. De kinderen weten wat er gebeurd is, er is in de klassen over gesproken. Zonder ergens over te spreken gingen we aan de slag. Groep 3 en 4, heerlijk om handenarbeid aan te geven, zij vinden alles nog leuk. Tegen het einde van de les vroeg er één aan mij: Juf, hoe heet jouw man? Ook al zeggen ze niks, in die koppies gebeurt er wel heel wat.

Ik merk dat er een stijgende lijn is, ik krijg iets meer energie, kijk weer meer naar de buitenwereld, kan weer een poosje werken. Maar het is lastig om daar blij mee te zijn. Het is ook steeds een stapje verder van Jan. Ik heb genoeg vertrouwen in mezelf om te weten dat ik het leven aankan, maar ik kan binnen een seconde ook weer terug bij af zijn. Zoals vanmiddag onderweg, toen ik ingehaald werd door een lijkwagen. Verdriet laat zich niet leiden. Het aangekondigde mooie weer is ook al zo dubbel; buiten genieten in de tuin en in de zon was toch veel fijner samen. En ik zou alles wat ik nu heb zo willen inleveren als ik de klok terug kon draaien.
De wetenschap dat dat niet kan, dat dat nooit meer kan, die begint soms een heel klein beetje te landen. En dat doet pijn, meer dan dat ik ooit kan zeggen.

p.s.  autoruitenvloeistof   check,   verwarming bijvullen   check,   buitenkraan aansluiten     check…..  goed bezig hé?

maandag 8 april 2013

Droge ogen

Op eerste paasdag zat ik op de huisartsenpost. Ik had al een paar dagen rode ogen, niet alleen het randje, maar ook de oogbol. En die ogen moeten nog wel even mee, dus ik wilde er toch even naar laten kijken.
De conclusie van de arts was wel een heel bijzondere: te droge ogen!!! Doordat ik te weinig traanvocht aanmaak gaan mijn ogen gemakkelijk ontsteken. Te weing traanvocht??  Ik heb nog nooit zó veel tranen gezien als de afgelopen tijd. Het kan te maken hebben met m'n leeftijd, met m'n diabetes, met de droge wind die al weken waait en met al m'n allergieën. Te droge ogen....  nu heb ik kunsttranen uit een tubetje, serieus, je gelooft het niet.

Dingen doen waar Jan bij hoorde te zijn zijn moeilijk. Verjaardagen in de familie bijvoorbeeld. De eerste keer is moeilijk zeggen ze, wat inhoud dat de tweede of derde keer makkelijker zou zijn. Daar geloof ik al niet meer zo heel veel van.
Dingen doen waar Jan niks aan zou vinden gaan me iets beter af. Een wandeling in het bos vond hij prima, als het niet te ver was. Maar de IVNwandeling van ruim 2 uur die ik zondagochtend mee heb gewandeld had hij niet bijzonder interessant gevonden. Hij hoefde echt niet te weten waarom speenkruid speenkruid heet en wat een tondelzwam is.
De man die de wandeling leidde wist er veel van af. En laat dat nou toevallig de opa van mijn achterbuurkinderen zijn, de vader van mijn collega. Hij raakte niet uitverteld.

Af en toe heb ik een mannetjesprobleem, Jan was extreem onhandig, kon dagenlang stress hebben als hij een lamp moest gaan ophangen, was daar dan vervolgens de hele middag mee bezig en moest, toen hij de trap weer afkwam, concluderen dat het kapje wat tegen het plafond hoort ondersteboven zat. Opnieuw beginnen dus maar. (Ik geloof dat ik het toen zelf maar gauw even gedaan heb) Maar hij was wél goed in het regelen van mannetjes als we een klus hadden. Minstens zes verschillende nationaliteiten hebben we aan mannetjes over de vloer gehad om te klussen bij ons.
Gisteren was de ruitenvloeistof van mijn auto ineens op. Daar zou Jan trouwens geen mannetje voor hebben geregeld, hij was gewoon regelrecht naar de garage gereden. En nu vind ik het een uitdaging om zelf uit te vogelen hoe ik dat kan aanpakken. Ik had er wel wat hulp en tips van een schoonzoon voor nodig, maar nu kan ik dan ook voor de rest van mijn leven zelf die ruitenvloeistof aanvullen. Probleem opgelost.
Volgende probleem: de verwarming borrelt en pruttelt. Daar heb ik wel een mannetje voor nodig want het YouTubefilmpje wat ik daarover vond was niet zo duidelijk. Maar dan ga ik dat mannetje wel op de vingers staan kijken, want de volgende keer wil ik het toch echt zelf kunnen. Ik heb al een zwager op het oog.
Ik zoek nog naar een slot van dit stukje, maar kan niks bedenken. Voor degene die tussen de regels door probeert te lezen hoe het met me gaat: Het lijkt wel steeds moeilijker te worden, Jan een week missen is moeilijk, Jan 10 weken missen is tien keer zo erg. De mist in mijn hoofd is inmiddels wel opgetrokken, en vooral als ik moe ben zijn de herinneringen aan alle rampen die ons de afgelopen jaren overkomen zijn sterker dan de mooie herinneringen die we zeker ook hebben. Ik hoop dat het me ooit gaat lukken om die mooie herinneringen te laten overheersen. Ik hoop dat het ooit beter wordt. Want mijn tranen lijken toch wel op te kunnen raken. En tranen van liefde moeten niet uit een tubetje komen.

donderdag 4 april 2013

heimwee

Snijbonen uit de vriezer; toch niet zo lekker. Aardappelpuree te dun, ook niet lekker. Daar zit ik achter mijn bord. Om zo iets onnozels kunnen de tranen al over mijn wangen rollen. Eten wat ik niet lekker vind in een situatie die ik niet hebben wil. Gadverdamme.

Vaak ben ik ’s morgens al wakker vóór de wekker afloopt. Altijd met een gespannen gevoel in  m’n lijf. Echt uitslapen lukt me maar zelden. De gedachte dat Jan dood is raakt nooit uit mijn hoofd. Zelfs niet in mijn slaap denk ik. De spanning in mijn lijf hangt ook af  van wat er die dag gaat gebeuren. Staat er iets leuks op het programma, iets spannends, of een gapend gat dat met veel moeite opgevuld moet worden. Dat laatste gelukkig niet heel vaak.
Maar altijd is er wel het gevoel dat ik mijn leven aan het doorploeteren ben, in de hoop dat het ooit weer beter wordt. Leuke dingen doen en lieve mensen ontmoeten helpen me vaak heel erg. Maar dan word ik toch ook met m’n neus op de feiten gedrukt: ik kan het niet meer delen. Niet de leuke dingen en niet de verdrietige dingen.

Ik heb gelukkig weinig last van foute opmerkingen. Als iemand iets onhandigs zegt kan ik dat op z’n waarde inschatten, ’t is goed bedoeld. Beter dan niks zeggen in ieder geval. Één keer kreeg ik echt ongepaste opmerkingen te horen. Iemand begon haar verdriet tegen het mijne af te meten. Ik had in ieder geval nog 29 mooie jaren met Jan gehad, mijn financiële positie is oké en ik kan op volwassen niveau met mijn dochters praten. Ik heb het aangehoord en ben niet eens boos geworden.
Verdriet mag je volgens mij niet langs een meetlat leggen. Het is geen wedstrijd. In ieder geval niet één die ik hoef te winnen.
Ieder beleeft haar eigen verdriet op haar eigen manier. Daar hoeven geen gradaties van erger en nog erger opgeplakt.

Een van de dingen die ik weer leuk vind is op het kinderdagverblijf  aanwezig zijn, echt werken kan ik het nog niet noemen die paar uurtjes. Die peuters zijn zo leuk. (er hangt wel een donkere sluier over het geheel vanwege het gemis van Niene en het verdriet van haar ouders. Dat heeft iedereen heel erg geraakt)
Dinsdag was ik met zo’n manneke bezig en kletste tegen hem: “Ga je straks nog even slapen bij oma, want die komt jou zo halen hé?”  “Nee”, zegt hij, tweeënhalf jaar oud, “Ik ga Angry Bird spelen op de Ipad…”
En dan denk ik aan de oude filmpjes van onze kinderen die ik pas heb zitten kijken. Ongeveer dezelfde leeftijd en een jaartje ouder zijn die twee op die filmpjes en ze rijden met een derdehands skelter en een rammelend fietsje over onze stoep. Of ze banjeren met een simpel poppenwagentje door onze tuin, een erin, de ander erachter. Twee kindjes die in mijn ogen het geluk hadden om op te groeien in een tijdperk zonder pc, smartphone en de hele dag door lawaaierige kinderprogramma’s op tv. Als we in de auto zaten hadden ze geen Ipad of ander beeldscherm voor hun neus, we zongen liedjes. En toen ze groter werden lag er een stapel boeken tussen hen in op weg naar een vakantieadres.
Het zijn prachtige filmpjes en ze geven me vooral een gevoel van heimwee. Heimwee naar vroeger, toen alles nog lekker simpel en gewoon was.