vrijdag 29 maart 2013

Steentje bijdragen

Eindelijk heb ik de rekening van de uitvaartondernemer gekregen. Gezien de enorme uitloop van de dienst omdat het zo druk was viel het me nog mee.
Ik heb een beetje in de clinch gelegen met de uitvaartondernemer en uiteindelijk heb ik een klacht ingediend vanwege een aantal blunders die ze gemaakt hadden. Deze klacht is, met weer wat communicatiefoutjes, toch wel netjes afgehandeld. Omdat mijn klachten zeer terecht waren heb ik een mooie korting op de rekening gehad. Daarom heb ik besloten een klein stukje mee te bouwen aan het Prinses Maxima Kindercentrum.
Bij de crematie van Jan is al een prachtig bedrag voor KiKa opgehaald, dat wordt besteedt aan onderzoek. En nu kan ik op deze manier een steentje (of eigenlijk 100 steentjes) bijdragen aan de bouw van het grootste kinderoncologisch centrum van Europa dat in Utrecht gebouwd gaat worden. Bovendien komt als het goed is de naam van de gever op de Wall of Name te staan en ik wil graag dat daar dan Jan z’n naam vermeld gaat worden.
Als het je interesseert kijk dan maar eens op www.kikabouw.nl.

dinsdag 26 maart 2013

mijn maatje

Vandaag, 26 maart, is het twee maanden geleden dat ik mijn maatje ben kwijtgeraakt.
Mijn maatje waarmee ik het leven en alles wat daarbij hoorde deelde. En ik mis hem.
Ik mis hem als ik ’s morgens wakker word en ik mis hem als ik ga slapen. Als ik ’s nacht wakker lig mis ik zijn altijd hoorbare ademhaling of liever gezegd, gesnurk. Ik hoef niet meer met oordopjes te slapen.
Ik mis mijn wandelmaatje, ook al was het op z’n laatst maar een rondje Molenbeek.
Ik mis mijn bioscoopmaatje, mijn samen op verjaardagsvisite-maatje, mijn samen sjoppen-maatje. (Ook al hadden we een vette ruzie de laatste keer over wel of geen rolstoel mee) Ik mis mijn wat-zullen-we-vanavond-eten-maatje. Mijn tafel- en bedgenoot. Ik mis hem als ik aan de telefoon heb gehangen met iemand en ik hang op: niemand die vraagt:”Wie was dat, wat zei ze?”
Ik mis mijn boswandeling-met-terras-maatje, ook al zouden nu de oren van ons hoofd afvriezen en ook al was het op z’n laatst meer terras dan bos.
Ik mis het om gewoon samen met hem op de bank achter de tv te hangen. Ik mis hem om tegen aan te kletsen, degene die me troostte als ik moest huilen. Ik mis zijn hand om vast te houden, zomaar voor de gezelligheid, of als ik iets moeilijks moet doen.
Ik mis hem als ik wegga en als ik weer thuiskom. Ik mis mijn uit-eten-maatje. Ik mis mijn reisgenoot, mijn samen-plannen-maker voor vakanties, geen idee hoe ik ooit weer van vakanties kan genieten.
Ik mis de vraag waarom ik huil als ik huil, en mijn verbazing over zoveel onnozelheid; waarom zou ik nou huilen? Ik mis degene die mijn blogs soms las voordat ik ze publiceerde. Ik mis mijn napraat-maatje als bezoek weggaat. Ik mis het praten over onze meiden met hem, hun papa.
Ik mis zijn veilige vertrouwde altijd aanwezige gezelschap en zijn onvoorwaardelijke liefde voor mij en onze meiden. Ik mis zijn zakdoek, nu even heel erg.
Ik mis het samen zijn, maandagochtend, vrijdagavond, maakt niet uit wanneer, met een verjaardag, met Pasen. Wie wil er mijn Pasen hebben, want die hoef ik even niet?
Ik mis hem vandaag precies twee maanden, mijn Jan. En dat vind ik al zo lang.


vrijdag 22 maart 2013

kindjes

Jan hield van kinderen, al op onze eerste date vertelden we elkaar dat we niet wisten hoe de toekomst er uit zou zien, maar dat daar zeker wél kinderen bij hoorden.
De kinderen van mijn broer en zus hebben dus veelvuldig van zijn grapjes en plagerijen mogen genieten toen er bij ons nog geen kinderen waren. Hij leerde ze een goocheltruckje: hij stak zijn hand in de lucht en stak één vinger op. Dan deed hij een theedoek over zijn hand en met veel gebaren en gedoe trok hij de theedoek weg: tadaaa…. Twéé vingers. De kindjes stonden met open mondjes te kijken.
Toen ze wat groter werden had Jan ook wel eens een kunstje wat van mij niet mocht, hij liet de jongens heel hard op zijn hand slaan die hij op tafel had gelegd en zei dan steeds:”harder, harder”. En als ze dan héél hard wilden slaan trok hij gauw zijn hand weg. Zo was hij dan ook wel weer.
Die drie knullen droegen op zaterdag 2 februari zijn kist.
Toen kwamen onze meiden, en wat was hij trots en gelukkig met ze. Onze grootste verdriet is dat hij nooit zijn kleinkinderen zal zien. Wat zou hij daar van genoten hebben.
Inmiddels is er een nieuwe generatie in de familie, mijn broer is opa en mijn zus oma. 3 prachtige meisjes. De jongste is bijna 6 maanden, Jan is nog mee geweest op kraamvisite toen zij geboren was, en toen hij eenmaal te ziek was om zijn bed uit te komen heeft die kleine nog een keer in zijn armen gelegen. Helaas zijn de foto’s daarvan een beetje mislukt.
Ome Jan met de baard, zo noemden die kleine meisjes hem.

Ook mijn werk op het kinderdagverblijf vond Jan reuze interessant, en hij vertelde me regelmatig dat hij wel eens een dagje wilde ruilen. Dat hebben we niet gedaan, want ik snap niks van het woningcorporatiewereldje, maar Jan is wel een paar jaar geleden een dag bij mij op het werk geweest. Niet in mijn groep, dat zag ik niet zitten, maar bij twee lieve collega’s die Jan ook al kenden mocht hij wel een dagje meedraaien. Hij vond het super. En omdat er nu toch een volwassen persoon extra was konden ze met heel de groep aan de wandel; naar de Boerenbond, beestjes kijken en vogelvoer kopen. Jan kwam daar een bekende tegen die hem zag lopen met 2 vrouwen en heel veel klein grut. “Hedde gij een taakstraf?”, werd er aan hem gevraagd.         Toen hij ziek werd mocht hij niet meer mee van mij, al die snotneusjes….

Tijdens de afscheidsdienst waren er ook veel kinderen aanwezig, dat zal Jan erg mooi hebben gevonden. Waar hij nu is, als hij nog ergens is, zijn ook kinderen. Veel te veel en veel te jong.
Ik vind het mooi om me voor te stellen hoe hij daar dan weer van kan genieten, ook al had hij ze veel liever terug gestuurd naar waar ze vandaan kwamen. En ik hoor hem dan al zeggen: ga maar naar dat wolkje daar, boven de Maas. Want daar komen Bassie en Adriaan.

vlinder

Afgelopen week is er een kindje overleden, een kindje van het kinderdagverblijf waar ik werk. Niene heet ze.
Ze is het dochtertje van een collega en ze is nog geen anderhalf jaar oud geworden. Daar wordt je stil van, heel stil.  En heel verdrietig.

Ik wilde eigenlijk deze week boventallig een dagdeel gaan beginnen bij Bruintje Beer. Maar dat is er nu niet van gekomen. Toen ik dinsdagavond gebeld werd met dit vreselijke nieuws las ik het ook net op Facebook. Wat een kutwereld stond er, volkomen terecht. Hoe kan dit nou gebeuren, waarom zo’n prachtig kindje dat nog maar nauwelijks iets van de wereld heeft mogen zien? De grote waaromvraag is meteen weer alom aanwezig. Waarom zij?
Ik heb zelden zo’n trotse moeder gezien die met zoveel liefde regelmatig iets over haar kindje op haar Facebook zette zodat heel de wereld kon zien hoe gelukkig ze met haar was.

Ik geloof dat ik hard gevloekt heb dinsdagavond aan de telefoon. En gehuild.
Een week eerder was ik op het kinderdagverblijf en sprak ik met haar moeder. Ze liet me haar prachtige tatoeage zien, twee sterretjes en een vlindertje en we spraken over de mooie symboliek.

Woensdagochtend om 7 uur zat ik al vlindertjes te tekenen. In de ochtend zijn we met alle collega’s bij elkaar gekomen om samen het verdriet om Niene te kunnen delen. Er zijn de afgelopen dagen heel veel vlindertjes geverfd en gekleurd voor Niene en er is een heel mooie gedenkhoek ingericht met foto’s en kaarsen waar ouders, kindjes en collega’s kaarten, knuffels en berichtjes kunnen achterlaten. Vanmiddag was ik daar ook even, en als je dan die foto’s  ziet dan snap je er gewoon niks van. Dit kan niet waar zijn.
Daar stond ik in de teamkamer een krans te maken voor een kindje van nog geen anderhalf, met vlindertjes erop die andere ukkepukken gekleurd hebben.

Ook al weet ik niet zeker dat er “iets” is na dit leven, voor het geval dat zo is: ik heb mijn Jan gevraagd om op Niene te passen en te zorgen dat er een mooi plekje voor haar is, samen met twee sterretjes en een vlindertje.
En ik weet zeker dat hij dat graag voor haar zal doen.


maandag 18 maart 2013

een tas vol tranen

Vanmorgen was Dimphy bij me op bezoek. Zij was de direct leidinggevende van Jan bij Aramis/AlleeWonen in Roosendaal. Ze heeft ook vanuit die functie heel mooi gesproken over Jan tijdens zijn afscheidsdienst in het crematorium.
Ze kwam ook om wat spullen uit te wisselen, er stonden bij mij nog wat spullen die terug moesten, zoals Jan z’n laptop, en Dimphy had ook nog een tas vol spullen verzameld van Jan.
Vroeger, toen Jan daar nog een eigen bureau had, was het opruimen van de puinhoop op zijn bureau altijd een vast onderdeel tijdens functioneringsgesprekken. Jan deed dat nooit, want zo kon hij namelijk altijd alles vinden. Maar sinds de nieuwbouw waren er alleen flexwerkplekken. Dus kreeg iedereen een locker voor privéspullen en een meter kastruimte voor dossiers enzo. Nadat Dimphy die onlangs leeggeruimd had kreeg ze te horen dat Jan zich op een andere plek nóg twee meter kastruimte had toegeëigend en dat ook die dus geruimd moesten worden.
De dingen die van Jan persoonlijk waren, of waar herinneringen aan zaten gingen in een tas. Een stoffen tasje met opdruk: “Vandalisme gaaf???    Echt niet!!!”    Dat tasje is van een project dat Jan hier in de gemeente mee begeleid heeft voor de groepen 8 van de basisscholen, lang gelden. Hier in huis waren ooit honderden van die tasjes met allerlei verschillende teksten van allerlei verschillende acties, sommige heb ik bewaard, met het anti-kernenergie-logo in het Deens bijvoorbeeld. Andere heb ik in de loop der jaren weggekieperd of uitgedeeld.

Het tasje van Dimphy bleek een tasje vol tranen. Ik heb het pas uitgepakt toen Dimphy weg was, want ik vermoedde al zoiets.
Er zaten foto’s in van toen Jan 50 werd, hij heeft toen als kabouter Plop op het kantoor overal aangeplakt gehangen met onderschrift als:  “Een afgetraind lichaam, daar heb je het hele jaar plezier van”. Er zat een persoonlijke felicitatie van zijn directeur bij: “gefeliciteerd, nu kun je nog zo’n 12 jaar naar een directiefunctie solliciteren”. Dat wist ik niet eens, maar blijkbaar heeft Jan daar altijd over lopen grappen, dat hij wel eens in de directie zou willen zitten.
Er zaten ook pasfoto’s in van Jan met een veel te lange baard. Wat kijkt hij lief op die foto’s! En wat zullen wij hem in drievoud aan zijn kop gezeurd hebben dat hij nou eindelijk eens naar de kapper moest. En een fotolijstje van onze meiden, ik denk dat ze een jaar of 5 en 6 zijn, die zal wel op zijn bureau hebben gestaan en later bij gebrek aan bureau in de locker verdwenen.
Foto’s van Aramisuitstapjes, krantenartikelen; over de laatste bewoner van een uitplaatsingsproject van Jan bijvoorbeeld. Diploma’s van cursussen over de computer, het gebruik van Word etc. Nooit gemerkt dat hij daar ooit een cursus voor gedaan had.
En een boek dat ik hem ooit cadeau heb gegeven: Een beetje zwanger. Boek voor aanstaande vaders. Geen idee wat dat boek daar deed, hij zal het wel een keer uitgeleend hebben gehad. (Albert?)
Bij ieder ding wat er uit dat tasje kwam liepen de tranen harder over mijn wangen. Zoveel herinneringen aan wat niet meer is. Ook bij Aramis/Allee behoort Jan tot het verleden.
Ik weet dat er nog veel over hem gesproken zal worden en dat ze hem zeker niet zo maar zullen vergeten. Maar ik wilde wel graag dat er een blijvende herinnering aan Jan op zijn werkplek zou zijn. Daarom heb ik Dimphy een fotolijst meegegeven met daarin de foto die ook op Jan z’n gedachteniskaartje staat. Een karakteristieke foto, met zijn armen over elkaar.
Geen idee of die foto ooit op mijn blog heeft gestaan, ik zet hem er gewoon toch even bij.


Vanmorgen ben ik even bij het gemeenteloket geweest om Jan z’n parkeerkaart ongeldig te laten maken. Na mijn bezwaarschrift, omdat ik hem graag wilde houden vanwege de herinneringen die eraan plakken, hebben ze zich achter de oren gekrabd, en mij gebeld. Als ik langskwam en tekende dat ik het bezwaar introk, dan konden ze hem ongeldig maken en mocht ik hem houden. De baliemedewerkster wist meteen waar ik voor kwam. Ze kwam me vaag bekend voor, dus ik vroeg of ze wist wie ik was. “Ja, de vrouw van Jan toch”zei ze. Ze werkte al 33 jaar op het gemeentehuis en had Jan dus als raadslid meegemaakt. Ze maakte een meelevend praatje met me, over hoe onwerkelijk het is nu enzo. En ze maakte vervolgens voorzichtig 3 gaten in Jan z’n kaart. Het voelde heel anders dan de vorige drie gaten, in Jan z’n paspoort. Dat beetje medeleven maakte het verschil.

zondag 17 maart 2013

donker weekend

In het weekend van Jan z’n overlijden heb ik alleen zijn geboortedatum, zijn sterfdatum, zijn naam en “ons verdriet is te groot voor woorden” op mijn blog gezet.
Meer kreeg ik toen niet voor elkaar. Gisteren heb ik geprobeerd om dat weekend te beschrijven, en toen ik na ruim 3 kantjes klaar was heb ik met één druk op de knop de hele boel gewist., iets wat mij vroeger vaak, maar tegenwoordig bijna nooit meer gebeurt.
Ik doe dus een nieuwe poging, het werkt vast therapeutisch om dit meerdere keren uit het toetsenbord te rammen.

Op vrijdag 25 januari in de middag heeft Jan tegen de huisarts geknikt, toen ze vroeg of hij wilde gaan slapen om nooit meer wakker te worden. Meer kon hij niet meer. Die middag was zijn zus nog met haar man op bezoek geweest en toen zij weggingen heeft Jan nog naar ze gezwaaid. “Houdoe” zei hij nog. Dat was een heftig moment.
Tijdens dat bezoek kwam er nog iemand van de thuiszorg, zij wilde voor de ogen van het bezoek Jan nog een fikse wasbeurt geven. Jan had daar helemaal geen puf meer voor, dus ik heb het beperkt tot een beetje opfrissen.
De huisarts heeft toen duidelijk was dat Jan echt niet meer kon en wilde hem een spuit dormicum gegeven en iets om rustig te blijven. Jan was in die laatste periode soms behoorlijk in de war. Als ik nu foto’s terugkijk en situaties herbeleef dan besef ik dat dat eigenlijk al veel langer en veel erger was dan ik door had. Jan was erg wantrouwend over zijn medicijnen bijvoorbeeld. Dan moest ik precies laten zien en uitleggen wat ik hem gaf en hoeveel. En dan bleef hij vragen of het wel de goede waren, of het wel genoeg was, wanneer hij nou weer kreeg.
In de middag of vroeg in de avond, dat weet ik niet precies meer, kwam er iemand van het speciale thuiszorgteam om voor Jan een dormicumpomp aan te sluiten, zodat hij zeker niet meer wakker zou worden. Palliatieve sedatie heet dat, iemand wordt in slaap gebracht om het laatste stukje van het leven draaglijk te maken, je gaat er niet sneller van dood, maar het laatste stukje maak je niet bewust mee..
In de avond begon Jan te kreunen en te reutelen. Dat reutelen hoort erbij, dat wist ik van mijn moeder en schoonmoeder. Dat kreunen niet. Zijn gezicht was verkrampt en als we hem aanraakten kreunde hij harder. Wij hadden sterk de indruk dat hij pijn had. De hele week was er geroepen dat we aan de bel moesten trekken als we dachten dat er iets was, dus dit was het moment. We belden eerst naar de huisartsenpost, daar kon pas na anderhalf uur iemand van komen. Dat vonden we veel te lang, dus we belden ook naar het specialistische thuiszorgteam. (het kan ook best andersom geweest zijn hoor) Ook die konden pas na geruime tijd langskomen. Dus besloten we om alletwee de hulpvragen te laten lopen en maar te zien wie er het eerste was. Dat was iemand van dat speciale team. Aan het reutelen kon ze niks doen en het kreunen vond ze ook wel meevallen zei ze. Wij niet.
Gelukkig kwam toen ook de arts. De verpleegkundige begon nog omstandig uit te leggen dat ze niet hadden hoeven komen en dat zij niet wist dat er ook iemand van de huisartsenpost onderweg was en dat alles al klaar was. De arts keek iets serieuzer naar Jan en besloot om zowel de dormicumpomp als de morfinepomp te verhogen en dat hielp, het kreunen hield op, het reutelen niet.
Iedereen vertrok weer, we waren weer met z’n drieën (zoals de hele week al) en Jan reutelde maar door. We hadden de hele week de tv niet aangehad om een prikkelarme omgeving voor Jan te hebben, maar nu hebben we hem aangezet in de hoop dat het geluid van de tv de nare geluiden van Jan zou compenseren. Ik zal de meest nare details weglaten, die kan ik niet opschrijven, maar ik vergeet ze nooit.
Uiteindelijk besloten we dat de meiden om de beurt zouden gaan slapen en dat er dus steeds een bij mij beneden zou blijven bij Jan. Een groot deel van de nacht heb ik aan zijn bed gestaan. Midden in de nacht hebben we nog een keer de huisartsenpost gebeld, er kwam een arts die Jan oogdruppels gaf tegen het gereutel, dat wilde nog wel eens helpen zei ze. Na een half uurtje heeft dat toch zeker een kwartier een heel klein beetje geholpen.
Later in de nacht hebben we nog maar eens iemand laten komen, het was eigenlijk geen doen zo, niemand bood echte hulp. De verpleegster die nu kwam heeft samen met mij Jan op zijn zij gelegd, dat scheelde nog wel iets. Maar ook zij vertrok daarna weer natuurlijk.
Al om 8 uur hebben we meteen naar de thuiszorg gebeld in de hoop dat er een verpleegster geregeld kon worden die bij ons zo blijven zolang dat nodig was. Ook de thuishulp en de huisarts, die er gewoon weer was op haar vrije zaterdag hebben een hele poos voor ons zitten bellen. De hele periode dat Jan thuiszorg had is er tegen ons gezegd dat we meer hulp konden krijgen zo gauw we dat wilden. Afgezien van wat wasbeurten was het ook nog niet echt nodig geweest, mijn meiden en ik zorgden zelf voor Jan. Maar nu we alle drie eigenlijk al helemaal op waren en de situatie veel zwaarder was dan we hadden zien aankomen wilden we graag hulp, en toen bleek het bijna niet te regelen, omdat het weekend was. Eind van de ochtend kregen we te horen dat er ’s middags iemand zou komen van een thuiszorgorganisatie uit Eindhoven, en die zou zo nodig ook de nacht bij ons blijven.
Rond half vier kwam ze; Marijke. Marijke had veel ervaring in dit soort situaties en dat was prettig. Maar binnen een paar uur wisten we ook haar hele levensloop en dat was minder. Ze vond het duidelijk gezellig dat ze het weekend niet alleen door hoefde te brengen. Maar haar deskundigheid was meer dan welkom, en de wetenschap dat we niet weer een hele lange nacht zelf hoefden te ploeteren was geruststellend.
In de avond had Marijke Jan nog wat opgefrist, hij zag er naar uit, was steeds heel klam en begon steeds meer vocht vast te houden, ook zijn handen begonnen flink op te zwellen. Verder rook hij niet echt fris en het romantische beeld waarbij de geliefden hun stervende partner in de armen houden was hier niet aan de orde helaas. Samen met Marijke heb ik Jan op zijn andere zij gelegd en het klinkt heel onrespectvol maar de uitdrukking “trekken aan een dood paard” zat hierbij toch echt in mijn hoofd. Het was mijn Jan die daar lag, maar toch ook weer niet.
Rond half 10 ben ik naar boven gegaan om nog even wat was op te ruimen. Na een paar minuten riep een dochter dat ik naar beneden moest komen omdat Jan z’n ademhaling veranderde, er waren steeds langer tussenpozen. Na een tijdje zei Marijke: ”Ik denk dat uw man overleden is”. En Jan slaakte nog één laatste diepe zucht. Laatste grapje…
Misschien hebben we hem een handje geholpen in zijn stervensproces door hem om te draaien, dat is waarschijnlijk net iets te veel geweest voor zijn hart. Ik vind het niet erg. En het schijnt vaker te gebeuren dat iemand overlijdt als geliefde personen even de kamer uit gaan.

Eigenlijk besef je op zo’n moment totaal niet wat er gebeurt. Je hebt gewoon geen idee. Je verstand wel, maar de rest wil echt niet mee.
Na een tijdje zijn we gaan bellen en smsen naar familie en vrienden. We hebben de huisartsenpost gebeld want die moesten iemand sturen om de overlijdensakte op te maken. En ik heb de uitvaartondernemer gebeld om te vragen of ze Jan konden ophalen, balsemen en weer terug brengen.
Dat werd een drama. Ik ben anderhalf uur aan het bellen geweest in de ijskoude schuur omdat in de kamer iedereen aan het bellen was en ik me dan niet kan concentreren. De telefoonmiep die dienst had kon mij niet vertellen wanneer Jan gebalsemd zou worden. Het was druk en ze kon ’s avonds geen afspraken maken daarover. Het zou op zondag vast niet lukken en misschien zelfs maandag ook niet. Dinsdag dus. Ik had met Jan samen voor thuis opbaren én balsemen gekozen zodat hij langer mooi zou blijven en niet op een kille koelplaat zou hoeven te liggen. En nu probeerde deze mevrouw mij te vertellen dat dat niet snel ging gebeuren. Dat was nou juist de hele achterliggende gedachte, zo snel mogelijk en zo mooi mogelijk weer naar huis om bij ons te zijn die laatste dagen. Ik moest kiezen tussen balsemen of koelplaat maar ik kón niet kiezen omdat ik niet wist wanneer ze konden balsemen. Op dat moment dacht ik echt dat ik uit elkaar zou klappen. Word nu weer boos terwijl ik dit typ.
Na een lange nutteloze discussie heb ik haar leidinggevende aan de telefoon gevraagd, vervolgens werd ik zeer 10 minuten in de wacht gezet. Ook daar had ik een lang gesprek mee en zou vervolgens nog terug gebeld worden. Weer wachten. Intussen was de arts van de huisartsenpost al lang geweest en die heb ik dus nauwelijks gezien. Ook heb ik niet iedereen  kunnen bellen die ik graag zelf had willen spreken want het werd steeds later. Na een hele poos wachten, mijn adrenalinelevel hoger dan ooit, werd ik eindelijk terug gebeld met de belofte dat ze hun uiterste best zouden doen om Jan op zondag te laten balsemen en thuis te brengen. Als ik niet zo assertief was geweest op dat moment dan was alles heel anders verlopen en dat was niet wat ik met Jan besproken had. Het waren meteen al de eerste nare ervaringen van iets samen willen overleggen, maar niet meer kunnen.
Toen moest het hele ophaalproces nog in gang gezet worden dus pas rond half een werd Jan opgehaald. Twee mensen die duidelijk van een zaterdagavondje op bezoek hadden moeten terugkomen, hun serieuze pak aan trekken en hun grafstem opzetten. Ik zweer je dat die mensen op hun stem geselecteerd worden…
Zondagochtend al vroeg werd ik gebeld door de begrafenisondernemer met heel veel excuses, dit had zo niet mogen gebeuren. Daar waren we het snel over eens. Ik heb hem dan ook verteld dat ik het schandalig vind dat je binnen een uur na het overlijden van je man anderhalf uur strijd moet leveren over een dienst die volgens hun site geboden wordt. Een geavanceerde dienst waar ze reclame over maken. Het zou in het vervolg niet meer kunnen gebeuren werd mij beloofd. Mooi dat ik dat bereikt heb, maar ik had het liever niet.
’s Middags om vier uur is Jan thuis gebracht. Netjes opgefrist, met zijn mooie paarse bloes en zwarte broek aan die al zo lang klaar lagen. Op een baarplank werd hij in de kamer gezet en daar heeft hij gestaan tot we hem echt los moesten laten, een week later.
Omdat Jan de laatste periode veel afgevallen was en al het vocht wat hij de laatste dagen vasthield ook verdwenen was zag het er een beetje vreemd uit. Hij deed me nog het meeste denken aan de pop die ik maakte toen hij 50 werd. Z’n bolle buik was verdwenen en z’n benen lagen er vreemd bij. Later heb ik een sjaal gepakt, de sjaal die ik altijd omsla als ik het ’s avonds koud heb. En die sjaal heb ik op mijn Jan gelegd, dat was beter.
Bij al deze herinneringen moet ik nu zo hard huilen dat ik maar gauw stop voordat ik weer een verkeerde knop indruk en alles kwijt ben.


zaterdag 16 maart 2013

habemus papam

Vorig jaar ging ik met Jan en mijn zus naar de film. ’s Middags, want ’s avonds was te vermoeiend voor Jan. Het was een film in zijn favoriete genre: Habemus Papam. Dat is een komische film over de verkiezing van een nieuwe paus. Volgens die film speelden de kardinalen tussen de verkiezingsrondes door een potje volleybal in hun lange jurken, dat zag er wel gezellig uit. Uit het verhaal bleek ook dat de meeste kardinalen er niet zo’n zin in hadden om paus te moeten worden. Toen er uiteindelijk eentje aangewezen werd schrok hij daar zo van dat hij vlak voor de balkonscene er vandoor ging en door Rome ging zwerven. Jan en ik hebben ook ooit een week in Rome doorgebracht en er heeft vast nog nooit iemand zo genoten van een week vakantie in Rome als mijn Jan. Al die prachtige kerken, zoveel religieuzen zomaar in het wild, het Collosseum en het Forum Romanum, en de Sint Pieter én de Sixtijnse Kapel.
Nu hebben we een nieuwe paus, Habemus Papam, en Jan zou gebiologeerd naar de tv moeten zitten kijken. Maar dat is niet zo en ik mis hem!
Ik zit hier in mijn eentje een heel oude dvd te kijken. Mijn tranen maken nog dagelijks heel wat kilometers. Ik kom de dagen wel door, maar in plaats van een nieuwe paus had ik graag  een nieuwe Jan. Een Jan 2.0, verbeterde versie zeg maar. Met een nieuwe lever, een nieuw hart en een goede stofwisseling. Ofwel “een getraind lichaam waar je hilt jaar plezier van het”.
Alleen maar een nieuwe Jan, of anders gewoon de oude, daar was ik ook best tevreden mee. Dan mogen ze die nieuwe paus wel houden.

Zojuist kreeg ik een telefoontje van een ambtenaar. Ze hebben besloten dat ik de parkeerkaart van Jan inderdaad wel mag houden als herinnering, mits ik er even mee langs kom om hem ongeldig te laten maken. (bambambam denk ik dan) Dan moet ik gelijk even een formuliertje ondertekenen dat ik het bezwaarschrift intrek.
Dat heeft dus diverse telefoontjes en brieven en daaromheen nog wat ambtelijk werk gekost. Nederland regeltjesland…

Vanmorgen mocht ik bij de ARBOarts komen. Ik had zoals in de uitnodiging stond braaf mijn hele tas met medicijnen meegenomen. Bleek niet nodig, dat was alleen voor ’t geval ze je niet vertrouwen, legde de arts mij uit. Goed uitgangspunt meteen al!
Verder was het wel een goed gesprek hoor, voelde me wel een beetje een nummer, maar de afspraken zijn precies zoals ik verwacht had: eerst boventallig een dagdeel werken, dan een erbij gewoon werken, en zo iedere week er wat bij tot ik weer aan mijn uren zit. En als het te snel gaat stapje terug doen. Dus dat ga ik maar eens proberen. Kijken of ik het nog kan en of mijn geheugen en concentratie willen meewerken.

maandag 11 maart 2013

High Tea

Gisteren waren Albert en Mohamed met hun gezinnen bij ons op bezoek. Het was de eerste keer dat we elkaar weer allemaal zagen nadat we van Jan afscheid hadden genomen. Ik zag er naar uit en ik zag er tegenop. En ik vermoed dat dat wederzijds was.
Uiteindelijk werd het een fijne middag. We hadden bedacht dat we graag wilden dat de 5 kinderen zich niet zouden gaan vervelen en dat we dus voor een leuke bezigheid konden zorgen. Daarbij moest dan toch nog genoeg ruimte over zijn voor de volwassenen om te kunnen kletsen samen, of ook mee te doen met de kinderen.
Ideale oplossing: High Tea. De kinderen hebben samen met mijn meiden cakejes versierd, sandwiches gemaakt en bladerdeeghapjes gebakken. (die laatste vonden ze geloof ik zelf erg lekker, ik heb er n.l. niks van teruggezien) Ik had zelf op zaterdag al twee grote pannen soep gemaakt en alles bij elkaar hadden we dus met z’n allen een high tea. Uiteindelijk hebben we de eettafel en de salontafel aan elkaar geschoven en met z’n allen gegeten. Het moment van stoelen tellen was lastig, eigenlijk hadden we allemaal graag één stoel meer nodig gehad.
Het was duidelijk dat we Jan er zo graag bij gehad hadden. Het missen was soms bijna vast te pakken.
Wat zou het fantastisch zijn als ze in plaats van geavanceerde raketten naar de maan, alweer een vernieuwde antirimpelcreme, nanotechnologische hoogstandjes en meer van dat soort spul iets bedachten waardoor mensen van de andere kant soms nog eens even terug konden komen.
Gisterenmiddag was een ideaal moment geweest, zoveel mensen in huis waarvan de grote afwezige de bindende factor is.
Er werd ook over Jan gesproken, en dat voelde goed. Ik vind het prettig als zijn naam gewoon genoemd wordt en als hij een rol blijft spelen in de levens van de mensen waar hij belangrijk voor was. Zijn voor mij constante aan/afwezigheid is altijd in mijn hoofd, en ik vraag me af of dat ooit minder zal worden.
Dat de kinderen soms ook nog wel met Jan bezig zijn werd ons ook duidelijk. Ter illustratie: één van hen, 9 of 10 jaar oud, had een brief geschreven naar het KWF. Hierin had hij over Jan verteld en gevraagd of ze toch snel naar een oplossing voor kanker konden zoeken. Hij had de brief afgesloten met de mededeling dat het ook belangrijk was voor dieren, want hun katten waren ook aan kanker overleden. Lief toch? Ik zie dan deze foto meteen in gedachten voor me: Jan en Foppe; vriendjes, de ene een tumor in z’n lever, de andere aan z’n poot.


Vandaag ben ik even op het kinderdagverblijf waar ik werk op de thee geweest. Samen met een collega heb ik een rondje langs alle groepen gedaan en nu heb ik dus veel kinderen en collega’s weer gezien. De meeste had ik voor het laatst gezien bij de afscheidsdienst van Jan, maar bijna niemand gesproken vanwege de grote drukte.
Ik heb tegenwoordig een geheugen van in de min, dus ik had bij heel veel kinderen nog wel een beeld voor ogen, maar geen bijpassende naam meer. Dat is een vreemde ervaring. Ik had me er wel op voorbereid dat de kinderen mij helemaal niet meer zouden kennen; 3,5 maand is erg lang voor een peutertje. Maar het voelde meteen toch wel weer vertrouwd gelukkig.
Donderdag heb ik een afspraak met de ARBOarts en dan ga ik in kleine stapjes weer richting werk. Eens kijken of mijn geheugen en concentratie daar ook een beetje aan mee willen werken.

vrijdag 8 maart 2013

Dingen die me raken

Het weerstation dat nog steeds op de gekste momenten tegen mij piept, zoals nu.

De foto van een zieke Chávez met zijn dochters.

2 mensen met een Guusje* bloem op de avond voor Jan z’n verjaardag.

Een pakketje via de post: verhalen van Toon Tellegen over afscheid. Gekregen van iemand die nog net geen 11 was toen ze haar moeder verloor.

Het nieuwsbericht dat de 29-jarige Jan van Wanrooij uit Eindhoven bij een schietpartij om het leven gekomen is.

Noureen (2,5 jaar) die op de terugweg in de auto aan haar papa en mama vraagt waar Jan nou is. “Bij de sterren”, zeggen ze tegen haar. “Hij is alleen en hij mist Wil”, zegt ze dan.

Een regel in een In Memoriam advertentie: “I close my eyes and imagine you are here”. Moeiteloos vul ik aan: “And it all seems so hopeless”.

Prachtige boeketten, afgeleverd op de dag voor Jan z’n verjaardag. Mooie kaarten ook.

De regel in het boek van Connie Palmen: “Ik kreeg een condoleancebrief van dokter Metselaar”. Ik heb ook zo’n brief.
Connie was getrouwd met Hans van Mierlo en door een combinatie van domme pech en, denk ik, toch ook wel alcohol, kreeg hij ooit leverproblemen en vervolgens een donorlever en is na flink wat bonusjaren overleden aan complicaties. Dokter Metselaar was zijn arts.

Een klein meisje in Hello Goodbye; ze komt haar Papa Jan ophalen. Op de achtergrond muziek uit Intouchables.

Een marktkoopvrouw die staat te vertellen over haar ananas-dieet.

donderdag 7 maart 2013

mezelf tegenkomen


Vandaag heb ik geprobeerd diesel te tanken. Het is niet gelukt.
Dat ding paste niet goed in de tankopening van mijn auto en toen had ik het door, gelukkig! De man van de benzinepomp vertelde mij vrolijk dat het iemand laatst wel gelukt was, met een zelfde auto, dus das toch knap. Het duurde 5,5 uur voordat de ANWB die auto weer aan de praat had.
Vandaag heb ik ook boodschappen gedaan, met zoals altijd een boodschappenlijstje. Anders kan ik net zo goed niet gaan. Alleen vergat ik om op dat lijstje te kijken, ik was maar 5 dingen vergeten.

Het was een rare week tot nu toe. Ik had de eerste helft van de week geen afspraken in mijn agenda en iedere poging om wel met iemand iets af te spreken liep mis. Om heel onnozele dingen, iemand was de telefoon vergeten mee naar boven te nemen, iemand was op vakantie, een ander moest naar het ziekenhuis en de volgende dag naar de dokter, nog eentje was telefonisch onbereikbaar en een smsje wat ik verstuurde werd niet beantwoord, naar later bleek omdat ik zelf iets verkeerd had gedaan. En het enige half uurtje dat ik dinsdag even weg was stond er iemand voor niks aan mijn deur die met mij had willen gaan wandelen. Tenslotte belde mijn bezoek van vandaag af vanwege een ziek kleinkind. Gelukkig heb ik vanmiddag weer een wandelafspraak en dan staat er voor minstens een week iedere dag minimaal een afspraak in mijn agenda. Ik hoef niet de hele dag geëntertaind te worden, maar dagelijks wat aanspraak is toch wel prettig.
De eerste dag dat ik op mijzelf aangewezen was ging prima, de tweede werd het al minder. Ik kwam mijzelf erg tegen: zo is het dus; alleen.
Connie Palmen schrijft in het boek dat ik aan het lezen ben: “Alleen zijn is minder moeilijk dan het niet meer samen zijn”. Helemaal waar. Dat alleen zijn is niet zo erg, maar de wetenschap dat ik nooit meer met Jan samen zal zijn is veel heftiger. 

dinsdag 5 maart 2013

Jan tegenkomen

In alles wat ik doe hier in huis kom ik Jan tegen, en de herinneringen aan hem.
Als ik de ramen zeem poets ik ook het naambordje wat ik ooit voor hem liet maken. 4 namen staan er op en het gaat daar zeker zo blijven hangen. Als ik een tas opruim zitten er nog spullen van Jan in. De slaapkamer, waarvan ik me voornam om die maar eens snel op te ruimen zogauw het kon, ligt vol met stapels t-shirts, beddengoed en pyjama’s en die blijven daar nog wel even liggen
Als ik de spullen voor de belastingaangifte bij elkaar zoek kom ik ook steeds herinneringen tegen. Ik snuffel op onze rekeningen naar bedragen die ik nodig heb en ineens loop ik weer in de Tuinen Van Appeltaart. (die bestaan niet hoor, die naam hebben wij er aan gegeven) Of ik ben weer in een huisje vol Noro-virus in Hoek van Holland. Of in het sushi-restaurant.

En als de zon schijnt denk ik aan de keren dat we een piepklein stukje wandelden en dan tegen een hekje aangeleund van de zon genoten. Ieder moment van de dag en iedere situatie heeft wel een herinnering aan Jan in zich. Wat zou ik hem graag nog eens echt tegenkomen.

Vandaag had ik geen afspraken. Ik heb nog een halve poging gedaan om te gaan wandelen met iemand, maar daar staat Murphy ook regelmatig op de stoep, dus dat ging niet lukken. Toen heb ik een hele poos getwijfeld, zou ik het redden om een hele dag met mezelf te zijn, of moest ik nog een nieuwe poging doen om iets met iemand af te spreken. Wat ik vooral wilde was buiten zijn. Buiten in de zon, die zo heerlijk warm al was, maar die tegelijk me ook zo verdrietig maakt. Wat zou ik er voor over hebben om samen met Jan van die zon te genieten. Uiteindelijk heb ik besloten om het er op te wagen, mijn eerste dag zonder oog in oog contact met iemand anders. Ik heb wel wat smsjes gehad en een lief telefoontje, en verder was het dat vandaag. Na een hele grote huilbui ben ik in de tuin gaan werken, snoeien enzo, en me tegelijkertijd verbazen over bloembollen die uit de grond piepen: toen ik ze plantte was Jan er nog en ik vroeg me af of hij ze ooit nog zou zien. Uiteindelijk vond ik het heel prettig om daar in die tuin in de zon aan te rommelen, veel tijd om na te denken, maar ook lekker in de zon zitten lezen en tot slot zelfs nog de ramen gezeemd. Nu het dan toch zo is wil ik soms ook graag gewoon met mezelf een dag kunnen doorkomen en niet alleen afhankelijk zijn van andere mensen. En dat was niet makkelijk, maar eigenlijk is het me best gelukt.
En juist in die stilte kan ik Jan in mijzelf tegenkomen.

Hier in huis is duidelijk zichtbaar dat mensen met ons meeleven, dat er aan ons gedacht wordt. Er staan prachtige bloemen en lieve kaarten van mensen die wisten dat Jan zaterdag eigenlijk jarig had moeten zijn, en we kregen een lief boekje en mooie mails en smsjes. Die blijken van medeleven zijn heel belangrijk voor ons. Ook nu wordt ons verdriet er een beetje door meegedragen.

Op het eind van de dag was er een glimlachmoment, dan herinner ik me iets van Jan waardoor er een glimlach op mijn gezicht komt:
Het Schaep in Mokum was op tv, ik had het nog nooit gezien. Opoe komt bij de hemelpoort en Petrus staat haar op te wachten. De rol van Petrus wordt gespeeld door André van Duijn. Jan was een groot fan.
Opoe mocht ook nog even kijken naar de mensen die achterbleven op aarde. Stomme serie, maar dat ontroerde me.

maandag 4 maart 2013

een papa-bewaar-doos

Het is 2 maart 2013. De verjaardag van Jan.
Mijn meiden hebben vandaag ieder een papa-bewaar-doos van me gekregen. Daarin zat de krant van 29 februari, met de advertentie van Jan en nog wat andere krantenknipsels en artikelen die in diverse blaadjes hebben gestaan. En voor allebei een hartvormig waxinelichtje, net zo een als ik zelf heb. En ook nog een fotoboekje met de foto’s die getoond zijn bij de uitvaart. Na afloop kreeg ik van Meryam en Pim (die voor mij de muziek en de foto’s perfect gecombineerd had) zo’n zelfde fotoboekje en ik was daar heel blij mee. Nu krijgen mijn meiden er ook een.
In de doos gaan ook nog twee houten hartjes van het bloemstuk dat op de kist van Jan lag.
Ze kunnen er dingen bij stoppen die hen aan Jan herinneren, zoals het fotomapje dat ik voor allebei al gemaakt had kort na Jan z’n afscheid. Daarin zitten foto’s van de weken voor en na zijn overlijden. Of de vele condoleancekaarten die zij ieder van vrienden en collega’s kregen.
En misschien willen ze nog wel iets uitzoeken om erbij te doen, een leesbrilletje of  een van z’n boeken ofzo.
Een papa-bewaar-doos. Het is maar ’n ding. Het meeste van Jan zit in hen zelf, de helft van de genen. En de herinneringen aan Jan, die zitten in hun hoofd en in hun hart.

Het was een vreemde dag, 2 maart 2013. Eigenlijk vind ik iedere dag nog een vreemde dag, constant een naar onbestemd gevoel in mijn buik. We zijn met z’n vijven naar het crematorium gegaan waar we vier weken eerder ook waren. Daar werden we ontvangen in een kamertje en daar kregen we Jan terug. Zijn restjes dan toch. De as van Jan zit in een kunststoffen bus met een metalen deksel. Daarop staat zijn naam, en een nummer dat overeenkomt met het nummer op het vuurvaste steentje dat mee in de oven ging. Geen vergissing mogelijk, dit is Jan. Best zwaar nog, zo constateerden we. Drie kilo ongeveer, legde de man van het crematorium uit. Door de enorme hitte blijft er nauwelijks iets van de kist over, die drie kilo bestaat voornamelijk uit de botresten van Jan. Hij zei altijd al dat hij zware botten had…
Nadat we Jan thuis hadden gebracht zijn we in het bos gaan wandelen en daarna hebben we samen geluncht bij het Galgenwiel. Daar kwamen we ook wel eens met Jan. Aan het eind van de lunch begonnen mijn hersens ineens weer met de situatie gelijk te lopen en ik realiseerde me heel scherp dat we nooit meer met zessen zouden zijn om iets leuks te kunnen gaan doen. Bij thuiskomst daalde er een naar soort lamlendigheid over ons heen, iedereen was moe, hoofdpijn en algehele malaise maakten het niet gezelliger. Het was ook geen dag om gezellig te zijn. We deden hard ons best, alweer, maar echt gezellig werd het niet.