woensdag 26 februari 2014

Lek


Er zit een lek in mijn slaapkamer, een grote bruine plek tekent zich af op het behang, net onder de hoek van de dakkapel. Toen het nog maar een klein plekje was heb ik geprobeerd hem te negeren, in de hoop
dat het weg zou trekken. Met al die regen en storm van de afgelopen weken gebeurde dat natuurlijk niet, het werd alleen maar groter.

Daar baalde ik stevig van, ik heb helemaal geen zin in dit soort dingen, aan het gewone dagelijkse leven heb ik mijn handen al vol. Wat nu?    Op zulke momenten mis ik Jan nog harder, die had zo een mannetje geregeld.     Ik kon een van de vrienden van Jan bellen, die zou mij vast helpen. Maar die heb ik al lang niet meer gezien en hij woont ver weg.    Zelf het dak op dan? Ook geen optie, ik heb al hoogtevrees als ik dikke sokken aan heb. Dus de verzekering maar eens gebeld, die sponsor ik al jaren dus nu kunnen ze dan misschien eens iets terugdoen. “U moet een aannemer zoeken mevrouw, die kan dan een offerte maken en die stuurt u samen met een ingevuld formulier dat u op onze site kunt downloaden weer naar ons.”  Pfftt, daar heb ik echt geen zin in. Maar aangezien de plek steeds groter wordt is er weinig keus.

Gelukkig woont er een vriendin vlakbij die flink verbouwd heeft en dus wel een aannemer kent. Ze hebben pech: ook een lek dus de aannemer is een paar dagen bij ze aan het werk: van Laarhoven. Dus ik bof met hun pech want de aannemer wil best even bij mij komen kijken.

En dan bof ik wéér, het blijkt geen lek, maar een verstopt afvoerbuisje waardoor er een enorme laag water op de dakkapel is blijven staan en die sijpelt door. Het is zo verholpen en een flinke waterval stort over het dak naar beneden. Meteen wordt de dakgoot ook nog even schoongemaakt, nu hij toch bezig is. Binnen een half uur is het verholpen. Blij en opgelucht loop ik met hem mee terug naar het huis van die vriendin en vraag hem wat hij van mij krijgt. Niks dus. Super, ik zeg het nog maar een keer, van Laarhoven, aannemer uit Kaatsheuvel, mocht je een aannemer zoeken.

 
Even later loop ik weer naar huis, nog steeds blij omdat het probleem verholpen is, en trots dat ik zelf een mannetje geregeld heb! Als ik binnenkom slaan mijn emoties in één keer om. Nou heb ik weer zelf een probleem aangepakt en een mannetje geregeld en ik kan het niet eens aan mijn eigen mannetje vertellen. Ineens lijk ik zelf wel lek.

 
Zondag had Jan jarig moeten zijn, 57 zou hij moeten worden. (Die leeftijd heeft mijn vader nét gehaald). We hebben besloten het niet te negeren, we hebben de familie uitgenodigd en hen gevraagd of ze een herinnering aan Jan willen meebrengen, een foto, anekdote, iets wat zij zich van Jan herinneren. We hebben een mooi boek van Eveline en Joris gekregen om dit soort dingen in te bewaren. We gaan ook gewoon een taartje eten hoewel het enige wat we kunnen vieren is dat Jan er ooit geweest is.

Ik heb geen idee hoe we deze dag gaan beleven, ik ben er nog niet zo ervaren mee.

31 jaar geleden was die dag een stuk makkelijker, we pakten onze spullen in en reden naar Parijs, in Jan z’n veel te grote auto. Onze eerste vakantie samen.

 

 

 

 

zaterdag 22 februari 2014

Mooie woorden


Deze week was ik bij een afscheidsavond. Jan was lange tijd lid van de Raad van Bestuur van Bravoo, de organisatie voor openbaar onderwijs in deze regio. 3 leden namen afscheid omdat hun maximale termijn om in het bestuur te mogen zitten er op zat. Jan z’n termijn zou nu ook afgelopen zijn en hij had dus nu ook afscheid moeten nemen. Dat is anders gelopen. Robert, de directeur van Bravoo, sprak mooie woorden ruim een jaar geleden toen wij allemaal afscheid van Jan moesten nemen.

Een paar weken geleden rolde er een uitnodiging op de mat, ook ik was uitgenodigd bij het etentje ter gelegenheid van het vertrek van de oud-bestuursleden. Dat vond ik zo aardig en zo attent dat ik vond dat ik moest gaan. Men had niet gewoon geredeneerd: ”Jammer, maar Jan is er niet meer, dus dan hoeft Wil ook niet te komen”. Dus, hoewel ik het een moeilijke situatie vond, ik ging erheen.

Uiteraard horen er bij zo’n avond toespraken en lovende woorden. Ik was een beetje nieuwsgierig of Jan z’n naam nog op een of andere manier genoemd zou worden. Tot mijn verrassing gebeurde dat, en hoe!! Zeker zo uitgebreid als over de andere oud-bestuursleden werd daar over mijn Jan gesproken. Daar stond ik, in een gezelschap van zo’n 16 voor mij tamelijk vreemde mensen. En ik vond het vreselijk moeilijk daar in mijn eentje te staan luisteren naar de toespraak die eigenlijk tot Jan gericht had moeten zijn. Maar tegelijker tijd was het zo mooi en gaf het zo’n warm gevoel om te mogen horen hoe waardevol Jan voor dit schoolbestuur geweest is en met hoeveel warmte er nu nog steeds over hem gesproken wordt. Dus hield ik enkele deurtjes weer heel stevig dicht en luisterde en genoot van die mooie woorden. Ik heb geen seconde spijt gehad dat ik gegaan was!

 
Regelmatig vraag ik me af wat de buitenwereld zich ongetwijfeld ook wel eens af vraagt. Gaat het nu, na ruim een jaar, beter met me? Ik weet het antwoord niet. Ik weet dat ik nog steeds heftige dromen heb. Dat er nog steeds regelmatig tranen zijn en dat ik Jan iedere minuut van de dag mis. Het lijkt te wennen dat ik alleen ben, maar dat valt me nog steeds wel heel zwaar. Vaak denk ik dat mijn buitenkant steeds beter met de situatie om kan gaan, maar dat mijn binnenkant nog lang niet zover is. Ik was bij een lezing van Petra Possel. “Vrouw in de rouw”, schreef zij. Als men haar vraagt hoe het gaat zegt ze: ”Wisselend bewolkt met af en toe een bui”. Daar kan ik me wel in vinden.

 
Een dochter is bij mij. Ze komt bij me zitten op de bank en moet huilen. Ik zag het al aankomen. Ik huil met haar mee. Na een tijdje zeg ik haar dat ik het eigenlijk wel fijn vind om zo even samen te huilen. “Ik ook mama”, zegt ze, “jij begrijpt het, jij en mijn zus, jullie begrijpen het”. Ik weet precies wat ze bedoelt.

Met andere dochter loop ik in een stevige storm over de boulevard van Vlissingen. Daar beleefde Jan z’n ruigste jaren, hij zat er op de Zeevaartschool en veranderde van dorpskind in een stoere kerel met veel praatjes. Ik heb later vaak een weekend met Jan in Vlissingen doorgebracht. Dochter en ik kletsen honderduit. Ze heeft het meteen door als ik stil val. We lopen langs het Italiaanse restaurant waar ik met Jan zat tijdens een van onze laatste keren aan zee. Het was oktober, maar het weer was zo mooi dat we op het terras konden eten terwijl we in het donker de grote schepen voorbij zagen varen. We boften ook wel eens. Dochter vraagt of ik het naar vind daar nu weer te lopen. Ik vind het niet naar, maar het komt wél binnen.

Later lopen we een dorpje verderop over het strand en het stormt zo hard dat we er tegenin kunnen hangen. We worden compleet gezandstraald.
Heerlijk om zo uit te waaien.

De maandag erna zag ik op mijn werk een peuter met een paar schaafwonden op zijn bol. Ik vroeg hem wat er gebeurd was en hij zei: “Ik ben omgewaaid op het strand”. Ik geloofde hem meteen.